Ook grootouders en kleinkinderen hebben recht op omgang met elkaar.

Grootouders hebben een belangrijke invloed op de opvoeding van de kinderen. Tegenwoordig werken vaak beide ouders, maar ook door echtscheidingen passen grootouders tegenwoordig meer op de kleinkinderen. De helft van de grootouders past een of meerdere keren per week op de kleinkinderen. Maar wat zijn hun rechten op omgang met hun kleinkinderen?

Hoewel hun recht op een omgangsregeling niet expliciet in de Nederlandse Wetgeving is opgenomen, zijn er een aantal mogelijkheden om dit te bewerkstelligen. De wet bevat slechts één bepaling waarop grootouders ten aanzien van hun omgangsrecht een beroep kunnen doen, namelijk 1:377a BW, wat ondermeer bepaalt dat het kind recht heeft op omgang met degene die in nauwe persoonlijke betrekking tot hem of haar staat. Dit wordt ook wel family life genoemd (art. 8 EVRM).

De grootouders dienen in een procedure bij de rechtbank aan te tonen dat er sprake is van family life. Dit is afhankelijk van de concrete omstandigheden en feiten. Als de rechter een nauw persoonlijke betrekking met het kleinkind aanwezig acht zal de rechter beoordelen of omgang in het belang van het kind is. Als het kind 12 jaar of ouder is wordt er ook gekeken of het kleinkind zelf bezwaar heeft. Ook het kleinkind zelf kan de rechter om omgang met zijn of haar grootouders verzoeken. Een kind van 12 jaar of ouder kan dit bijvoorbeeld met een brief of telefoontje aan de rechter vragen. Dit is ook mogelijk voor een kind jonger dan 12 jaar, dat in staat wordt geacht tot een redelijke waardering van de eigen belangen.        .

Ook hebben kinderen het recht om gehoord te worden door de rechter. Het kind kan dan tijdens het verhoor de rechter verzoeken om omgang met de grootouder(s). Voor het voeren van een procedure hebben de grootouders een advocaat nodig. Kinderen die een brief aan de rechter willen sturen niet .

Heeft u vragen over het omgangsrecht? Neemt u dan contact op met mr. L.I Boomsma-Shriber