Partneradoptie en het belang van een goede donorovereenkomst. Rechtspraak biedt verduidelijking over vereisten stiefouderadoptie.

Aangezien de samenstelling van gezinnen de afgelopen jaren sterk is veranderd, is de Nederlandse wetgeving met de inwerkingtreding van de ´Wet adoptie door personen van hetzelfde geslacht´ hierop aangepast.[1] De hedendaagse wetgeving vervult, naast de kinderwens van heteroseksuele paren, nu eveneens die van lesbische paren.[2] Partneradoptie, ook wel stiefouderadoptie genoemd, biedt aldus voor zowel heteroseksuele als voor lesbische paren een mogelijkheid om het juridisch ouderschap te verkrijgen van het kind van zijn of haar partner.De vereisten voor partneradoptie volgen uit de artikelen 1:227 BW en 1:228 BW. Op grond van art. 1:227 lid 3 BW kan het verzoek daartoe van heteroseksuele en lesbische paren slechts worden toegewezen, indien dit in het kennelijk belang van het kind is. Voorts dient op het tijdstip van het indienen van het verzoekschrift vast te staan alsook voor de toekomst redelijkerwijs voorzien te zijn, dat het kind niets meer van zijn oorspronkelijke ouder(s) te verwachten heeft. In de jurisprudentie wordt een antwoord gegeven op de vraag wanneer er aan het criterium ‘niets meer te verwachten van de oorspronkelijke ouder´ is voldaan.[3] Hiervan is niet alleen sprake in het geval dat een ouder volledig buiten beeld is, maar ook als er nog wel (veelal summier) contact is met een ouder. Het gaat er om of te verwachten is dat de ouder nog invulling aan het ouderschap kan geven. Dat laatste aspect ziet toe op het dragen van verantwoordelijkheid jegens het kind, onder meer ten aanzien van de verzorging, opvoeding en uitoefening van het gezag.

Bij duomoeders wordt met de oorspronkelijke ouder de biologische vader, of wel de donor bedoeld. Voornoemde vereisten zijn niet van toepassing wanneer er sprake is van een anonieme zaaddonor. Bij deze vorm van spermadonatie het is overduidelijk dat de anonieme zaaddonor op geen enkele wijze betrokken wenst te zijn bij het leven van het kind, en derhalve afstand doet van zijn rechten jegens het kind.

Wanneer de duomoeders ervoor kiezen om gebruik te maken van een bekende zaaddonor, dient vast te staan dat het kind niets meer van de bekende zaaddonor te verwachten heeft. De meemoeder wordt de tweede (juridische) ouder van het kind en vervult deze rol als zodanig.  Het is derhalve van groot belang dat de duomoeders en de bekende zaaddonor onderling goede afspraken maken over de rol die alle betrokken partijen in het leven van het kind zullen spelen. Het is van groot belang dat uit de donorovereenkomst duidelijk wordt dat de bekende zaaddonor geen invulling kan geven aan zijn ouderschap en daarmee voldaan is aan het vereiste van art. 1:227 lid 3 BW. Zo niet dan riskeert de verzoekende meemoeder dat haar verzoek wordt afgewezen door de rechter.

Om juridische conflicten met de donor te voorkomen, is het aan te raden om in een vroeg stadium van de procedure juridische bijstand te vragen van een advocaat om de donorovereenkomst op te stellen.


 

[1] Stb. 2001, 10

[2] Voor homofiele paren bestaat er tot op heden geen enkele mogelijkheid om het juridisch ouderschap te verkrijgen. Immers, een kind kan nu eenmaal niet geboren worden uit een relatie van twee mannen. Daartoe dient eerst de van rechtswege ontstane familierechtelijke betrekking tussen de juridische moeder en het kind te worden doorbroken. Hetgeen in de huidige maatschappij niet snel zal worden geaccepteerd

[3] Rb. ´s−Hertogenbosch 11 december 2012, LJN BZ6987: LJN-index